We gaan naar de Tilburgse kermis, de kinderen hebben er zin in. Met vrienden en hun dochtertje vertrekken we en al snel wandelen we over de drukke grote kermis. Veerle ziet een draaimolen en voordat we het doorhebben klimt ze al in een boot met kapitein Haak. Snel dan maar een kaartje kopen. Gierend van het lachen rijdt ze rondjes, ‘nog een keer mama!’.
Daarna lopen we naar de nostalgische kermis. Leuk! Ook nostalgische prijzen want alles kost maar één euro op woensdag. We hebben een hoop pret, en na meerdere attracties willen de kinderen heel erg graag in het reuzenrad. Ja hoor, mama gaat natuurlijk mee. Bovenin zal ik een paar mooie foto’s maken bedenk ik me.
We stappen op het bankje dat er bij nadere inspectie door mij ook behoorlijk nostalgisch uitziet. Geen gesloten gondel, maar alleen een dunne stang zit voor ons lichaam. ‘Is dit wel zo’n goed idee?’ gaat er door mijn hoofd. Te laat, het bankje gaat al naar boven. Steeds stoppen we even omdat er mensen in en uit moeten. En terwijl dat gebeurt, beweegt het bankje heen en weer.
En dan ineens schiet er van alles door mijn hoofd. ‘Wat als dit bankje los schiet? Of dat één van de kinderen onder de stang door glijdt? Opnieuw stopt het rad en stappen er mensen in en uit. Het bankje schud vrolijk heen en weer. Ondertussen staan we half hoog. Ik grijp beide kinderen onder de oksels en trek ze achteruit. ‘Met de billen helemaal achterin blijven zitten’ sis ik. ‘Maar zo kunnen we het niet goed zien mam’ zegt mijn dochter. Ondertussen voel ik mijn handen natter worden.
Mama-angst
Als we op het hoogste punt staan, probeer ik mijn kinderen wijs te maken dat we maar één rondje gaan. Ik kan ze toch moeilijk vertellen dat mama inmiddels de zweetdruppels in haar bilnaad heeft staan. Twee beteuterde gezichtjes kijken me aan. Dan zakken we weer.
Met mijn blik probeer ik de reuzenradmeneer te vertellen dat ik echt heel bang ben en eruit wil, maar die kijkt natuurlijk net de andere kant op en roepen durf ik ook niet. Daarna nóg drie rondjes pure mama-angst. ‘Auw mam, je knijpt, laat me eens wat losser’. Ik kan ook niet vertellen dat ik bang ben, straks worden de kinderen dat ook. Ik zet mijn best geacteerde glimlach op en kijk vooral niet naar beneden. Mijn camera om foto’s te maken durf ik in de verste verte niet eens te pakken. Sterker nog, ik probeer niet eens te bewegen.
Eindelijk stopt het rad en mogen we eruit. ‘Leuk hè?’ vraagt de vriendelijk kermismeneer. Ik wil hem schoppen. ‘We leven nog’ snauw ik hem toe en ondertussen droog ik mijn natte handen aan mijn, inmiddels, eveneens natte broek. Daarna lopen we verder en ik voel dat mijn benen behoorlijk slap zijn.
Het is al laat in de middag en we besluiten naar de auto te lopen. Veerle en Sverre hebben het enorm naar hun zin gehad. En ik? Tja, ik weet weer even dat ik een stuk kwetsbaarder ben geworden, nu ik mama ben. Gelukkig dat de kermis er maar eens per jaar is, die tijd heb ik minstens nodig om dit avontuur te boven te komen…